Warmte- en koufronten. Hoe zat het ook alweer?
Warmte- en koufronten. Hoe zat het ook alweer?
Tijdens onze weerberichten hebben we het vaak over warmte- en koufronten. Ze zijn vaak weersbepalend voor Oostenrijk. Reden genoeg om eens wat langer stil te staan bij wat fronten nou precies zijn en waarom er juist op fronten bewolking en neerslag zit.
Je ziet fronten het vaakst terug op de weerkaarten die we gebruiken zoals hierboven. Rood staat voor een warmtefront, en daar is de warme lucht aan de winnende hand. Blauw staat voor een koufront, dan zien we juist een opmars van koude lucht. En als die twee fronten elkaar inhalen of over elkaar heen komen te liggen, dan spreken we van een occlusie. Die zijn vaak in het paars getekend op de weerkaarten. De trekrichting van het front op een weerkaart is makkelijk te herkennen aan het driehoekje of cirkeltje, dat is namelijk ook de kant waarheen het front trekt.
Langs die frontvlakken, op de overgang tussen de luchtsoorten, ontstaat bewolking. Dat zie je vaak heel erg duidelijk terug op een satelliet opname zoals hierboven. Achter het koufront in Spanje bevindt zich in deze situatie de koudere lucht. De lucht hierachter is droog en helder, maar hoe meer je in de koude lucht zit, hoe instabieler de lucht ook weer wordt. Op gepaste afstand van het koufront ontstaan daarom vaak losse buien. Voor het koufront uit stroomt in dit geval warme lucht vanuit Afrika centraal Europa in. Zo ook in Oostenrijk. Het vlak tussen het kou- en warmtefront in noemen we ook wel de warmtesector. Hier ligt rondom het systeem de warmste luchtsoort. De processen die plaatsvinden hebben altijd te maken met opstijgende warme lucht.
Warmtefront
Bij een warmtefront wordt de lucht in principe warmer maar warme lucht is lichter dan koude lucht. De warme lucht wordt gedwongen te stijgen over de aanwezige koude lucht aan de grond. De lucht koelt af en condenseert. Hierdoor zie je ver van het front, hoog boven op de koude lucht, eerst hoge sluierwolken (cirrus), gevolgd door cirrostratus en later altostratus en uiteindelijk dicht bij het front een uitgestrekte wolkendeken (nimbostratus). Dan is de lucht gewoon potdicht met dikke grijze wolken. Uit deze bewolking kan lange tijd neerslag vallen, die ontstaat doordat de warme vochtige lucht door het opstijgen afkoelt en het water erin na condensatie uiteindelijk als regen naar beneden valt. Doordat de koude wig onder de regenende warme lucht zo vlak verloopt, kan het over grote gebieden en dus op een bepaalde plek veel langer regenen dan in een koudefront. Het gaat dus vaak niet om buiige regen maar langzame en rustige regen.
Koufront
Bij een koufront zie je op zich vergelijkbare processen, maar daar is het juist de koudere lucht die eraan komt. De koude lucht is zwaar en wringt zich als het ware onder de nog aanwezige warme lucht. De warme lucht voor het front uit wordt gedwongen om te stijgen. Door deze stijging vindt opnieuw condensatie en wolkvorming plaats. Omdat het grensvlak stijl omhoog loopt is de bewolking meer geconsenteerd op elkaar en ontstaan er fellere buien. Typerend voor een koufront zijn de vaak felle kortere buien, soms met onweer.
Occlusie
Doordat koudere lucht zwaarder is, beweegt het warmtefront in vergelijking tot het koufront minder snel voorruit. Op een bepaald punt ontmoeten de twee fronten elkaar. De doorsnee daarvan zie je hierboven . Het front heeft aan de voorkant kenmerken van een warmtefront, en de achterkant juist van een koufront. Vaak zie je dan dat het rustig begint te regenen, eindigend met een paar fellere buien. Aan de grond is de temperatuur zowel voor als na het front vaak niet veel veranderd.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen en elk front is uniek, maar dit zijn de 3 meest voorkomende fronten. Alle 3 de fronten zie je terug op onze weerkaarten hier op FANtastisch Oostenrijk.
De uitleg in dit artikel is conform de Noorse School -theorie.